Staatssecretaris wil niet meer dat Leusden een inkomensgrens stelt voor huishoudelijke hulp

Het conflict gaat over de principiële vraag of gemeenten het inkomen van aanvragers mogen betrekken bij het bepalen of de gemeente wel of niet financieel wil bijspringen bij het inschakelen van huishoudelijke hulp. Leusden vindt van wel, net als een aantal andere gemeenten waaronder IJsselstein en Krimpen aan den IJssel.

Leusden zei gebukt te gaan onder de enorme aanvraag van huishoudelijke hulp via de gemeente. Die plotselinge stijging was een direct gevolg van de invoering van nieuw beleid in 2019. Elke hulpbehoevende mag daarmee bij zijn gemeente om huishoudelijke hulp vragen voor een bedrag van 19 euro per maand, ongeacht het inkomen.

De stijging van het aantal aanvragen drukt niet alleen flink op de begroting van gemeenten, ook de hulpbehoevenden zelf hebben er last van. De combinatie van personeelstekort en de enorme vraag maakten dat nieuwe aanvragers tot een half jaar op een wachtlijst kwamen te staan - langer dan houdbaar is voor veel van deze mensen.

Daarom voerde Leusden in februari 2021 al een inkomenstoets in. Het duurde iets langer voor het probleem landelijk werd erkend, maar ook staatssecretaris Van Ooijen kondigde eind vorig jaar nieuwe regelgeving aan. Daarmee moeten hulpbehoevenden met een hoger inkomen weer een inkomensafhankelijke eigen bijdrage gaan betalen. Maar die gaat pas op zijn vroegst in 2026 in.

In februari haalde Leusden nog bakzeil bij de rechter in een zaak waarbij de gemeente een inwoner huishoudelijke hulp van gemeentewege onthield, omdat diens partner teveel zou verdienen. De rechter floot Leusden op dit punt terug. Het hoger beroep in deze zaak, aangespannen door de gemeente, loopt nog.